Een taal vloeiend spreken: voor mij hoeft het niet meer

Heel veel talen vloeiend spreken: vroeger droomde ik ervan. Het leek me heerlijk om me moeiteloos in het Frans uit te drukken. Om me zonder na te denken Portugees te wanen in Portugal. Om de boeken waar ik van houd in de oorspronkelijke taal te lezen, ter ontspanning. Het was mijn openlijke, stiekeme wens om alle talen van de wereld te spreken.

 

Waarom ik een nieuwe taal niet meer vloeiend wil leren spreken

Toegeven, diep van binnen zou ik nog steeds wel heel veel talen vloeiend willen spreken. Het liefst met één druk op een magische knop. Maar inmiddels ben ik realistisch genoeg om in te zien het geen heel haalbare wens is. Sterker nog: de wens om talen vloeiend te spreken weerhoudt me ervan om aan een nieuwe taal te beginnen.

Als kind groeide ik op met Nederlands als moedertaal. Aan het eind van de basisschool kwam daar Engels bij. Op de middelbare school kreeg ik les in Frans, Duits en in de klassieke talen. Omdat een deel van mijn familie in Portugal woont, probeerde ik met zelfstudie Portugees te leren. 

De lessen die ik kreeg vond ik niet altijd even interessant en inspirerend. Over mijn vooruitgang was ik niet heel erg tevreden. Eigenlijk dacht ik bij alle talen dat ik het pas écht goed zou leren als ik in het land zelf zou wonen. En daarbij trokken talen als Frans en Portugees me meer dan Duits of Engels. Engels was niet bijzonder genoeg, en Duits was te lelijk. (Jeugdige onbezonnenheid. Ik ben er inmiddels van teruggekomen.)

Na mijn eindexamen ging ik naar Parijs, in eerste instantie voor drie maanden. Om daar vloeiend Frans te leren. Ik zou er les krijgen, vrienden maken, werken misschien, en heel snel heel goed Frans leren. Een deel hiervan klopte, maar een belangrijk deel ook niet. Na drie maanden had ik mijn doel vloeiend Frans te spreken niet bereikt. Want ik maakte nog fouten. En echte Fransen vroegen me na een paar zinnen waar ik vandaan kwam, omdat ze een accent hoorden.

Door me te richten op het vloeiend Frans spreken, registreerde ik alleen wat er niet was en niet wat er wel was. Ik hoorde mijn aarzelingen en hoorde me soms struikelen over woorden. Maar ik hoorde niet de levendige gesprekken waarbij mijn gesprekspartner me vrijwel altijd direct begreep, en regelmatig dacht dat ik uit het noorden van Frankrijk kwam. Ik merkte dat ik niet altijd op het correcte woord kon komen. Maar de boeken die ik zonder woordenboek kon lezen zag ik niet. Net zomin als de tv-programma’s die ik kon kijken en de liedjes die ik kon meezingen.

Na drie maanden ging ik terug naar Nederland, werkte ik, spaarde ik, en ging ik weer naar Parijs. Om nu écht vloeiend Frans te leren.

Je kunt raden hoe dit afliep. De staat van vloeiendheid heb ik naar mijn eigen maatstaven nooit bereikt. Want voor mij betekende vloeiend Frans spreken net zo goed Frans spreken als ik Nederlands spreek. En met zo’n achttien jaar voorsprong was het Nederlands niet zomaar in te halen, misschien wel nooit meer in te halen.

Ik weet niet precies wanneer ik dit besefte. Beetje bij beetje denk ik. Maar toen ik het eenmaal beseft had, kon ik me op iets beter gaan richten: heel goed Frans leren spreken. En tot mijn genoegen zag ik toen eindelijk in dat ik dat al een hele tijd kon.

Ik kan niet zeggen dat ik me hierna nooit meer aan de verleiding van het vloeiend willen zijn heb bezondigd. Sterker nog, toen ik een aantal jaar later ruimte in mijn rooster had om nog een taal te leren koos ik voor Zweeds. Deels vanwege de melodie en deels vanwege goede herinneringen die ik had aan het land en zijn inwoners. Maar ook omdat ik zin had om de taal te leren van een land waarin mijn uiterlijk me niet op voorhand als buitenstaander verraadde. In Frankrijk bleef ik toch te blond en te lang om voor een Parisienne door te gaan, om over Portugal maar te zwijgen. In Zweden, daarentegen… Door ervaring wijzer doorzag ik mezelf dit keer gelukkig wat eerder.

Het is een van mijn meest waardevolle taalleerinzichten geweest: je hoeft niet te streven naar vloeiendheid. De kans is klein dat je nieuwe taal ooit als je tweede moedertaal gaat voelen. En dat hoeft ook helemaal niet. Goed genoeg is goed genoeg. Het gaat erom dat je met je nieuwe taal kunt doen wat je ermee wilt doen. Of dat nou intellectuele discussies voeren is of eten bestellen in een café. Taal is communicatie, dus richt je op die communicatie. Niet op een vaag concept als vloeiendheid.

 
Vorige
Vorige

Lezen in het Nederlands + 6 boekentips

Volgende
Volgende

Wat betekenen de taalniveaus A1, A2, B1, B2, C1 en C2?